Minitab software: hoe gebruik je het?

Voorbeelden van analyses met Minitab software

Nu je een idee hebt van wat Minitab is en hoe je het gebruikt, gaan we kijken naar enkele voorbeelden van analyses die je ermee kan uitvoeren.

1. Gemiddelden vergelijken (t-test): Dit is een veelgebruikte analyse. Stel dat je wil weten of er een significant verschil is in de wachttijd voor de klantenservice op maandag en dinsdag. In dat geval vergelijk je twee groepen en gebruik je de t-test in Minitab. Je voert de gemeten wachttijden in voor de maandag en de dinsdag en kiest de t-test optie in het statistiek menu. Minitab geeft je dan een p-waarde die je vertelt of het verschil toevallig is of niet. Vaak wordt in de statistiek het significantieniveau van α = 0,05 gebruikt. Als de p-waarde kleiner is dan 0,05 is er sprake van een significant verschil in de wachttijd voor de klantenservice op maandag en dinsdag.
2. Regressie-analyse: Als je wil onderzoeken hoe verschillende factoren een bepaalde uitkomst beïnvloeden, gebruik je een regressie-analyse. Bijvoorbeeld hoe studietijd en slaapkwaliteit van invloed zijn op tentamenscores. In Minitab voer je de variabelen in en selecteer je ‘regressie’ onder het statistiek menu. Minitab zal de relatie tussen de variabelen analyseren en aangeven welke factoren het meest significant zijn. Zo weet je dus of en in hoeverre studietijd en slaapkwaliteit invloed hebben op de hoogte van iemands tentamencijfer.
3. ANOVA: Wil je méér dan twee groepen vergelijken? Dan kun je de ANOVA gebruiken. Hiermee vergelijk je de gemiddelden van de twee of meer groepen, dus bijvoorbeeld het verschil in wachttijd voor de klantenservice van maandag t/m vrijdag. Eigenlijk dus hetzelfde als de t-test, maar nu voor meer dan twee groepen. Je kunt deze optie vinden onder ‘statistieken’ en dan ‘ANOVA’ in Minitab.
4. Control Charts: Wanneer je je veel bezighoudt met kwaliteitsbeheer, zijn control charts wat voor jou. Hiermee kijk je of de door jou geleverde kwaliteit binnen de gestelde kwaliteitsgrenzen ligt. Je bepaalt dus zelf de boven- en ondergrens van de kwaliteit. Deze worden ook wel de UCL (upper control limit) en LCL (lower control limit) genoemd. Als je bijvoorbeeld in een fabriek werkt en je wil controleren of het productieproces stabiel is, dan maak je in Minitab een Control Chart. Je ziet direct welke producten/metingen buiten de grenzen liggen. Als vervolg kan je verder onderzoeken hoe dat komt.
5. Histogrammen en boxplots: Deze grafieken zijn heel handig om de verdeling van je data te visualiseren. Een histogram laat de frequentie van data zien, bijvoorbeeld hoeveel mensen wachten tussen de 0 en 1 minuten en hoeveel tussen 1 en 2 minuten voor ze iemand aan de lijn hebben? Een boxplot helpt je om de spreiding en mogelijke outliers in je data weer te geven. Deze grafieken vind je onder ‘grafieken’ (soms is het zo logisch ;-)) te klikken in het hoofdmenu van Minitab.